donderdag 30 juni 2016

Dichtersbankje | William Butler Yeats

Foto: Peter Bevers | Dalkey Castle

Uit de collectie Mellendijk (keuze dichter en gedicht) voorraad Mannen van Bevers: William Butler Yeats>

To Ireland In The Coming Time

Know, that I would accounted be
True brother of a company
That sang, to sweeten Ireland's wrong,
Ballad and story, rann and song;
Nor be I any less of them,
Because the red-rose-bordered hem
Of her, whose history began
Before God made the angelic clan,
Trails all about the written page.
When Time began to rant and rage
The measure of her flying feet
Made Ireland's heart hegin to beat;
And Time bade all his candles flare
To light a measure here and there;
And may the thoughts of Ireland brood
Upon a measured guietude.
Nor may I less be counted one
With Davis, Mangan, Ferguson,
Because, to him who ponders well,
My rhymes more than their rhyming tell
Of things discovered in the deep,
Where only body's laid asleep.
For the elemental creatures go
About my table to and fro,
That hurry from unmeasured mind
To rant and rage in flood and wind,
Yet he who treads in measured ways
May surely barter gaze for gaze.
Man ever journeys on with them
After the red-rose-bordered hem.
Ah, faerics, dancing under the moon,
A Druid land, a Druid tune.!
While stiIl I may, I write for you
The love I lived, the dream I knew.
From our birthday, until we die,
Is but the winking of an eye;
And we, our singing and our love,
What measurer Time has lit above,
And all benighted things that go
About my table to and fro,
Are passing on to where may be,
In truth's consuming ecstasy,
No place for love and dream at all;
For God goes by with white footfall.
I cast my heart into my rhymes,
That you, in the dim coming times,
May know how my heart went with them
After the red-rose-bordered hem. 

dinsdag 28 juni 2016

Dichtersbankje | Margót Veldhuizen

Foto: © Hans Mellendijk | Vestzaktheater | Enschede

Uit de collectie Mellendijk (keuze dichter en gedicht) voorraad Mellendijk: Margót Veldhuizen>


Oorlogje

We speelden oorlogje
trokken met krijt
een cirkel op de waaltjes
van onze straat.

Ieder een land naar keuze
Amerika, Rusland, Nederland
Frankrijk of België.
Niemand wou Duitsland zijn.

Amerika, Amerika mag beginnen!

Grote mensen spraken
met angstige stem
over een volgende oorlog
en er was een ijzeren gordijn
daarachter woonde het kwaad.

Wij kenden alleen katoenen gordijnen
van rood fluweel of goudbrokaat
een ijzeren gordijn dat kenden we niet.

Margót Veldhuizen
uit Sporen van schaduw
uitgeverij Eigenwerk 
Enschede 2016

zaterdag 25 juni 2016

Dichtersbankje | Paul van Ostaijen

Foto: © Bert Bevers | Belevingscentrum 14-18 | Tildonk

Uit de collectie Mellendijk (keuze dichter en gedicht) voorraad Mannen van Bevers: Paul van Ostaijen>

Aan een moederHaar zoon viel op het slagveld
Je hebt me gezegd: <Mijn zoon is gevallen,-
jij hebt hem niet gekend, zijn voorhoofd niet,
of zijn lippen niet
of zijn handen; geen van allen
die nu naast mij zijn, hebben hem gekend,
maar enkel waar mijn zoon is gevallen,-
op het veld van eer.
Als ik stappen hoorde op de straat
zei ik: zo zal zijn heimkeer
zijn. Dat luisteren en verwachten hoeft nu niet meer.
De penningen die ik heb willen besparen
om hem een jas te kopen,
liggen nog in de kast, naast de oorlogprentjes
uit zijn jeugdjaren.
Je moest voor mijn zoon een gedicht maken,
dat leg ik dan naast de prenten in de kast.>

Ik weet, moedertje, je zou graag lezen:
<Wapengeweld, slagveld, held,>
want als een eervolle trits, heeft men je die woorden voorgespeld,
en van je zoon heb je niets meer dan dat.
Woorden die je troosten moeten,
omdat je je zoon niet meer zult wekken;
je zult zijn koffie niet meer bereiden,
steeds als de klok dezelfde uur slaat,
hem nooit meer nakijken als hij de straat langs gaat
en nou moet je niet meer de woorden bepeinzen
die je hem zeggen zou
in stervensnood.

Slagveld, veld van eer,
vaderland, en de zaak van het recht.
Maar ook staat dit geschreven:
Je zult niet liegen, niet bedriegen.
De laatste kreet van je zoon was: <Moedertje,
belieg mij niet, belieg mij niet.
Mijn vaderland is dood, in de zoenegloed
van mijn moeder die ik derven moet.> -

Je zoon, moedertje, viel niet voor een gerechte zaak,
maar zijn bloed werd hem afgeperst door allen,
omdat ons de menselike goedheid is ontvallen.
Maar ik, wij, wij allen zijn de moordenaars van je zoon
en elk woord als eer en held is smaad en hoon.
Elk soldaat die valt in de krijg, hij werd getroffen
door een sluipmoordenaar.
Dit zijn wij allen, allen die het geloof verloren.

Je zoon heeft me gezegd: dit is de goede weg,
en ik heb hem gewezen: ja, die weg is de ware.
Wij hebben gelogen.
<Demokratie>: wij hebben bedrogen.

Als je zoons zoen aan de bloednatte Aarde
nu niet de waarheid heeft vrijgekocht, betaald met zijn warm vlees,
dan is er weer niets gebeurd.
Om je zoon, om je zoon die viel,
werp de glazen kralen van je dwaze woorden weg.
Als je zoon die viel,
als mijn broeder die nog in de kiel
staat van de loopgraven, als al de zoons en al de broers,
als de miljoenen verlossers,-laatste teken van de visfiguur,-
die weerom brengen de bloedige offerande op dit uur,
volgens de oude wet, als de miljoenen kruisen,
die zij niet te dragen hadden, dan enkel houten armpjes
en rij aan rij, niet hebben vrijgekocht
de nieuwe erfzonde van machtbegeren
en van waan,
dan wordt dit sakrifisie, volgens de oude wet gedaan,
weer nutteloos.

Alles is schoonheid. -Herinner je nog je zoon
toen hij tegenover je aan de ontbijttafel zat. -
wij moeien ons eigen geweten, ons begrijpen bevrijden
van de waanzonde.

De miljoenen zwarte fatum-kruisen
zijn zwijgend, maar hun zwarte, wijd-open wonde
heeft het woord gevonden: Alles is waan, alles is zonde;
levenden, vergaart de kleine krachten die u nog blijven
tot geloof in het levende leven.
Alles is zo grenzeloos schoon, luistert naar dit ontluikend begrijpen
in ons geweten.


Uit: Paul van Ostaijen - Het Sienjaal - 1918

woensdag 22 juni 2016

Dichtersbankje | Robert Allen Zimmerman

Foto: © Bert Bevers | Steenmolenvoetweg | Elewijt

Uit de collectie Mellendijk (keuze zanger en vers) voorraad Mannen van Bevers: Robert Allen Zimmerman>


1965 |Highway 61 Revisited

Like A Rolling Stone 

Once upon a time you dressed so fine
Threw the bums a dime in your prime, didn't you?
People call say 'beware doll, you're bound to fall'
You thought they were all kidding you
You used to laugh about
Everybody that was hanging out
Now you don't talk so loud
Now you don't seem so proud
About having to be scrounging your next meal

How does it feel, how does it feel?
To be without a home
Like a complete unknown, like a rolling stone

Ahh you've gone to the finest schools, alright Miss Lonely
But you know you only used to get juiced in it
Nobody's ever taught you how to live out on the street
And now you're gonna have to get used to it
You say you never compromise
With the mystery tramp, but now you realize
He's not selling any alibis
As you stare into the vacuum of his eyes
And say do you want to make a deal?

How does it feel, how does it feel?
To be on your own, with no direction home
A complete unknown, like a rolling stone

Ah you never turned around to see the frowns
On the jugglers and the clowns when they all did tricks for you
You never understood that it ain't no good
You shouldn't let other people get your kicks for you
You used to ride on a chrome horse with your diplomat
Who carried on his shoulder a Siamese cat
Ain't it hard when you discovered that
He really wasn't where it's at
After he took from you everything he could steal

How does it feel, how does it feel?
To have you on your own, with no direction home
Like a complete unknown, like a rolling stone

Ahh princess on a steeple and all the pretty people
They're all drinking, thinking that they've got it made
Exchanging all precious gifts
But you better take your diamond ring, you better pawn it babe
You used to be so amused
At Napoleon in rags and the language that he used
Go to him now, he calls you, you can't refuse
When you ain't got nothing, you got nothing to lose
You're invisible now, you've got no secrets to conceal 

How does it feel, ah how does it feel?
To be on your own, with no direction home
Like a complete unknown, like a rolling stone
Songwriter: BOB DYLAN
Like A Rolling Stone lyrics © BOB DYLAN MUSIC CO

zondag 19 juni 2016

Dichtersbankje | Johnny van Doorn

Foto: © Hans Mellendijk | Park Sonsbeek | Arnhem

Uit de collectie Mellendijk (keuze dichter en gedicht) voorraad Mellendijk: Johnny van Doorn>

Uit "de tijdgeest" | Johan van der Keuken

donderdag 16 juni 2016

maandag 13 juni 2016

Dichtersbankje | Bert Bevers

Foto: © Bert Bevers | Kasteel Schaloen, Schin op Geul 


Uit de collectie Mellendijk (keuze dichter en gedicht) voorraad Mannen van Bevers: Bert Bevers>

ZOEKPLAATJE

Haast iedere week zie ik wat oude soortgenoten die
met gefronste wenkbrauwen sermoenen prevelen.
Hun brandglas is op het heden gericht, en achter
hen smeulen er schepen. Het zijn figuranten die
met het heimwee van pasgeborenen catacomben
verkennen. Zij nippen stil van warme drankjes
en zien zich weerspiegeld in een dampend theeëi.


© Bert Bevers

vrijdag 10 juni 2016

Dichtersbankje | Gerrit Odink | den Hölter

Foto: © Hans Mellendijk | Openluchtmuseum Erve Kots | Lievelde 

Uit de collectie Mellendijk (keuze dichter en gedicht) voorraad Mellendijk: Gerrit Odink>



't Lech miens oge


Door staot ze: twee kinder,

In 't vleegend verkeer.
De ogen, dee flikkert
En scheer hen en weer.
Ze holt zich mekare an 't handjen!

De straote is nauwelijks

Zeuven trad breed.
De ogen, dee flikkert,
Eur lipkes bunt heet.
Door kriegt ze woorachtig een standjen!

Noo kiekt ze nog wilder

En trempelt van schrik,
De ogen, dee flikkert,
't Verkeer hef zien schik.
Doot staot ze: twee kinder op 't randjen!

Op 't randjen van 't laeven.

Van 't randjen is dood,
De ogen, dee flikkert,
't Is greun of 't is rood.
En kindere... Mien God, holt ze an 't handjen!




dinsdag 7 juni 2016

Dichtersbankje | Q65 | W. Bieler; J. Baar; F. Nuyens; A.J. Roelofs; P. Vink

Foto: © Bert Bevers | 't Zand | Brugge

Uit de collectie Mellendijk (keuze tekstdichter en song) voorraad Mannen van Bevers: Q65>


Q65

The Life I live

Sitting in my chair I'm thinking
Thinking of the crowd I'm in with
Thinking of the music I make
And all the things I don't wanna give
Well, I take everything I want
The girls are fighting for me
But everytime that I take one
They're indisposed, poor old me!

Well, this is my life of sadness
This is the life I live
This is my life of gladness
This is the life I live

Last week I went to the graveyard
My dog was killed by car
Feel the pain, the pain has started
He's dead, but friends we still are
Sunday we played in a dancing
The public was very down
But it didn't bore us a thing
'Cause we smoked ourselves a kick

Well, this is my life of sadness
This is the life I live
This is my life of gladness
This is the life I live

I had a girl and I loved her
She knows, she knows I still do
But she married with a rich man
But the things she wants, he can't do
Once we were on Joops wedding
We smoked and drunk all night
At twelve we were thrown out
'Cause the house was changed into a crowd

Well, this is my life of sadness
This is the life I live
This is my life of gladness
This is the life I live


zaterdag 4 juni 2016

Dichtersbankje | Herman Finkers

Foto: © Peter Bevers | Scheldelaan | Bergen op Zoom

Uit de collectie Mellendijk (keuze dichter en gedicht) voorraad Mannen van Bevers: Herman Finkers>

Nee,

niets klinkt verwender
dan jongelui op een commerciële zender.
Ik zie zoiets en denk dan meteen:
daar moet een oorlog overheen.
Bijvoorbeeld wereldoorlog-één.
Niks geen huis vol camera's en kickuh en fun.
Nee, met typhus in een loopgraaf onder spervuur in Verdun.
Met je afgeschoten been in het prikkeldraad, vol modder.
En daarna praten we verder als volwassenen,
bij Big Brother.

© Herman Finkers
Uit: Poëzie, zo moeilijk nie, verzamelde verzen
uitgeverij Thomas Rap, 2014.

woensdag 1 juni 2016

Dichtersbankje | De Omsmeders

Foto: © Hans Mellendijk |  Landgoed Kasteel Hackfort | Vorden

Uit de collectie Mellendijk (keuze Dichterscollectief en gedichten) voorraad MellendijkDe Omsmeders>





COPLA

De jacht is weer geopend.
Eén landgoed Zuidwaarts
wachten de dieren af. Na Pinksteren
zal ’t niet zo’n vaart meer lopen.

Anna Wiersma


DE  JAGER

Zoals hij zich verheft boven het aardse
met oog en wapen het leven beheerst
hij uitkijkt naar het fatale moment
naast de wachtende muil van zijn hond

Nico Arts


JAAG ZACHT

Praat niet hardop in het woud.
Dat is voor niets goed. Immers:
de waarheid is als een schuw dier.
Mensen hebben er schrik van.

Bert Bevers  



ECHO

het harde geweerschot echoot langdurig
zijn gewei trilt en schokt als bij een gevecht
het edelhert weet niet waar hij geraakt werd
de jager schoot het beest door de hersenen

Louis Radstaak


‘T HIJGEND HERT

Schiet alstublieft geen gaten in mijn mooie jas
laat mijn fluwelen ogen niet voor altijd breken
laat mij met ranke benen door dit landgoed gaan
met haar hoge bomen en smalle beken.

Margòt Veldhuizen





JAAG OP MIJ

Het verschil tussen jager en prooi vervaagt
Ik ben de prooi die op de jager jaagt
Jaag dan, jaag op het beest in mij
Onze omhelzing maakt me vrij

Jan Opdam



DE JACHT

dilemma ingeklemd tussen statussymbool
onverholen afkeer, versus de eer
hier te hangen
het hert


 Ankh Gussinklo


VOORBIJ

De dag loopt in het zwart, geen rand
waaruit een haas, een hert ontspringt.
Geen muze die mij met haar dans omringt,
geen jachttrofeeën aan de overkant.

Wim van Til



EEKHOORN, EENHOORN

Het jachtpad, reukspoor van de wintervoorraad
een wonderlijk koor dimensionaal
constructie van lust, geheugen, beeld en taal
sterrenbeeldstelsels in mijn achtertuin.

Hans Mellendijk



JACHTAKKERS GEDICHT

Novemberse Hondsdagen: drijvers trekken hun blaffers
aan de hals, uit de holster. Eeuwig heffen de bossen
hun beurtlied van bloedworst aan, reezang van zwijn, fazant, hert,
                                patrijs - terwijl de jacht nog niet was begonnen. Of wel?                               
                  
Pieter Bas Kempe



OOG IN OOG

Alles draait om weten
van geur, gras en prooi.
Geduld, gejaagd, gegeten.
De dood is bitter mooi.

Lidwiene Vermeij


END

ik draaide met de jager om de hete brij
alles wat mij in ’t verschiet lag viel in de pastei
hij joeg me door de bieten; wat een zwijnerij!
hier hang ik, uitgekleed tot op mijn gewei

Helma Snelooper