Uit de collectie Bert Bevers 👉 (keuze dichter en gedicht) voorraad Mannen van Bevers:
Een verzameling bankjes geassocieerd met een dichter op grond van materiaal, model, situatie of locatie. Soms echter verwijzend naar een plek waar de dichter zat of gezeten zou kunnen hebben. Het blog poogt de diverse voorraden te ontsluiten.
maandag 29 september 2025
Dichtersbankjes | Saxnot fen Aestergo/Saxnot van Oostergo
Foto: Peter Bevers | Beeld Bonifatius, Dokkum
Bij Dokkum, 5 juni 754
Slachtoffers: Wynfreth Bonifatius (79)
En onbekend aantal leden van z’n 52-koppig gevolg
Status: ‘Opgelost’
Toen Friese zwaarden spraken
Dat dan zo’n lul, zo’n brulpaap
te paard met boek en bijl
onze dorpen binnendringt
en al wat heilig is vernielen wil
de ontzetting!
dat dan die lul, die snot-Angel
prevelt van liefde en duivels
van offers van vlees, van bloed
van gruweldood aan houten kruis
de waan!
dat dan die schuimbekkende gek
met tweemaal twintig en twaalf
zich schor zingende dwepers
dreigt onze machtige eik te kappen
kappen?
dat dan die fielt, die valse fluim
zijn tweemaal twintig en twaalf
ons vrouwvolk als buit aanbiedt
ja, toen spraken Friese zwaarden.
Saxnot van Oostergo (8ste eeuw)
Vertaald uit het Oudfries door Cornelis van der Wal 👉
Uit Moordballaden 👉 – Op ware moorden gebaseerde gedichten
Samengesteld door Bart F.M. Droog 👉
Uitgeverij Vliedorp, Houwerzijl, 2017
dinsdag 23 september 2025
Dichtersbankjes | Georg Trakl
Foto: Peter Bevers | Duitse Begraafplaats Bastogne
Uit de collectie Bert Bevers 👉 (keuze dichter en gedicht) voorraad Mannen van Bevers: Georg Trakl 👉
Nähe des Todes
O der Abend, der in die finsteren Dörfer der Kindheit geht.
Der Weiher unter den Weiden
Füllt sich mit den verpesteten Seufzern der Schwermut.
O der Wald, der leise die braunen Augen senkt,
Da aus des Einsamen knöchernen Händen
Der Purpur seiner verzückten Tage hinsinkt.
O die Nähe des Todes. Laß uns beten.
In dieser Nacht lösen auf lauen Kissen
Vergilbt von Weihrauch sich der Liebenden schmächtige Glieder.
Georg Trakl
(1887-1914)
donderdag 18 september 2025
Dichtersbankjes | Joost van den Vondel
Foto: Peter Bevers | hier ligt begraven Franciscus Xaverius Godts, kapelletje in Essen
Eeuwgety van Franciscus Xaverius, | Over het gehele werktitelsauteurs
|
[p. 557] | |
25 Zoo zagh XAVEER, uit Sanciaen, de kusten25 Van 't maghtigh Chine, en 't rijck, dat voor hem lag. Wat was 't een blijde dagh Voor onzen Helt, wiens yver noit kon rusten: Maar Christus riep hem t'huis 30 Met zijn gesleten kruis:30 Dien arbeit had d'Almaghtige in 't verholen31 Aen Riccius bevolen.32 De tweede zuil van JESUS hooftgebouwen33 Had, lang genoegh en onverwrickt en vast, 35 Gedragen dezen last, En op de wacht, met onvermoeit betrouwen, De hitte en kou verduurt; Ter werelt uit gestuurt, Getroost in 't end Gods aenschijn eens t'aenschouwen.39 40 Wien zou dien strijt berouwen! Weet iemant, na Sint Thomas, ons te toonen41 Een kercktrompet, die wyder wert gehoort,42 Daar 't licht ter zonnepoort'43 Komt uitgereên, en al het Oosten kroonen; 45 Hy noemze by haer' naem, Verdoof FRANCISCUS faem, Die eene ronde, als dry paer wereltklooten, Bereist heeft onverdroten:47-48 Geensins om schat, noch goude en zilvre mijnen, 50 Noch heerschappy en Alexanders staf,50 Al roock, al wint, en kaf: Maer om door 't licht van Rome te beschijnen Den nacht van 't Heidendom, En duidelijck alom 55 Ontelbre woeste en wilde en stomme volcken Godts boeckstaef te vertolcken.56 Dees yver dreef hem door woestijn, en baren, |
|
[p. 558] | |
En schipbreuck, heene in vast en driftigh lant.58 Geen menscheneters tant, 60 Vergift noch schicht noch lagen van Barbaren,60 Vernielden den Gezant, Die met zijn eige hant In 't kruisbadt wascht elf hondertduizent zielen,63 Die voor het Kruislam knielen.64 65 Japon voor al den Bouwheer heeft te dancken,65 Die zegenrijck den afgront leit aen bant,66 Den rechten wijnstock plant,67 En zoo veel velts beslaet met eedle rancken,68 In weynigh jaren tijt, 70 Begrimt van helschen nijt.70 Hoe woelt het daer, in 't leggen van Godts drempels!71 Wat wijdt zijn handt al tempels! Al trapt de hel daer kerck by kerck tot mortel,73 En gruis en puin, en schuimbeckt jaren lang, 75 Tot waerheits ondergang, Ja schijnt den boom van 't Kruis met tack en wortel Te rucken uit den gront, Daer die in 't bloejen stont; De hemel weet zijn uren en zijn tijden, 80 En eb en vloet van 't lijden.80 Wat noot is 't of het bloet en tranen regent, By vlagen niet, maer jaren achter een, En smilt een hart van steen:83 Noit eilant was met martelbloet gezegent,84 85 Geheilight als Japon; Daer schijnt de martelzon86 Ons starren doof, en alle martelschriften,87 En gloejendige driften.88 Ay, Goa, slaep, ay slaep, gerust en veiligh,89 |
|
[p. 559] | |
90 Op dit geluck, dat u te lote viel,90 Na'et scheiden van de ziel, Het heiligh lijk van zulck een' grooten Heiligh t'Omhelzen in uw' schoot; Een toevlught in der noot; 95 Naerdien 't gebeent van een' Profeet oock 't leven95 Den dooden heeft gegeven. FRANCISCUS, nu in 't licht van zijn herboorte,97 Den afgodt eer door wonderdaên verwon,98 En dooden wecken kon; 100 Dewijl hy droegh den sleutel van de poorte Der onverzoenbre Doot.100-101 Hoe zou hy in der noot Vergeten u, die nu met heele scharen Hem lof zingt voor d'altaren. 105 Die Navarrois, een eer van Pampelone,105 Zijn Adelijk en overout geslaght En Hof en Staet veracht, Om d'arme Kribbe en armoe van Godts Zone, Versmilt zijn' wil in Godt,109 110 Zijn hoogste en eenigh lot: Waer 's hemels wil hem roepen wil en leiden, Zijn wil is onverscheiden.112 Maer van wat kant zal ick dees zucht ontginnen,113 Die nacht en dagh, langs 't ongebaent en steil, 115 De Mooren brengt tot heil, En onverzaet hun zielen zoeckt te winnen: Dat is zijn hartejaght,117 Hier spant hy al zijn kracht En netten uit, en slaeckt zijn hazewinden,119 120 Uit lust tot zulke hinden.120 De Grieck magh Circe en toverdranck verzieren:121 |
|
[p. 560] | |
Hier spreeckt een tong, die wolf en beer en zwijn Verandert, niet in schijn,123 Maer reden schept in redenlooze dieren.124 125 Hier hoort men Orfeus stem. De bosschen volgen hem.125-26 Amfions lier herbouwt hier veste aen veste,127 In 't Indiaensch geweste. Mijn keel wort heesch: mijn zang bezwijkt in 't midden, 130 En ziet geen eint van hongersnoot en dorst,130 En last, op reis getorst; Van hairekleet, en koorde, en endloos bidden, En waecken, tart natuur,133 En 't zuigen van quetzuur134 135 En ettrigh bloet der smettelijcke krancken. Hy rieckt de roos uit stancken.136 Ghy worstelaer en kampioen, die heden137 Het harrenas hebt afgeleit om hoogh, En uit den rijcken boogh 140 Van Godts gewelf uw kinders hier beneden Met smarte worstlen ziet, Versma hun bede niet. Behaeght u dat uw voorbeelde ons bevrijde, Zoo kroon uw Eeuwgetijde.144 J.v. Vondel. |
Abonneren op:
Reacties (Atom)
.jpeg)
.jpeg)
