zaterdag 27 maart 2021

Dichtersbankje | Erich Kästner

Foto: © Peter Bevers | Fleury

Uit de collectie Mellendijk (keuze dichter en gedicht) voorraad Mannen van Bevers: Erich Kästner👉 

Verdun, viele Jahre später👉

Auf den Schlachtfeldern von Verdun
finden die Toten keine Ruhe.
Täglich dringen dort aus der Erde
Helme und Schädel, Schenkel und Schuhe.

Über die Schlachtfelder von Verdun
laufen mit Schaufeln bewaffnete Christen,
kehren Rippen und Köpfe zusammen
und verfrachten die Helden in Kisten.

Oben am Denkmal von Douaumont
liegen zwölftausend Tote im Berge.
Und in den Kisten warten achttausend Männer
vergeblich auf passende Särge.

Und die Bauern packt das Grauen.
Gegen die Toten ist nichts zu erreichen.
Auf den gestern gesäuberten Feldern
liegen morgen zehn neue Leichen.

Diese Gegend ist kein Garten,
und erst recht kein Garten Eden.
Auf den Schlachtfeldern von Verdun
stehn die Toten auf und reden.

Zwischen Ähren und gelben Blumen,
zwischen Unterholz und Farnen
greifen Hände aus dem Boden,
um die Lebenden zu warnen.

Auf den Schlachtfeldern von Verdun
wachsen Leichen als Vermächtnis.
Täglich sagt der Chor der Toten:
„Habt ein besseres Gedächtnis!"


zondag 21 maart 2021

Dichtersbankje | Ingmar Heytze


Foto: © Peter Bevers | Mammoetwandelpad | Exloo


Uit de collectie Mellendijk (keuze dichter en gedicht) voorraad Mannen van Bevers: Ingmar Heytze 👉


Mammoet

Het is heel koud in dit gedicht.
Zo koud - voorzichtig met je netvlies -
dat je blij mag zijn om het alleen
te hoeven lezen.

Het is gemaakt van zwarte vingers
en bevroren inkt. Het staat in gletsjers
om me heen verrezen.

Ik heb er lang in rondgedwaald.
Ten slotte ben ik opgegeven,
door de wind in slaap gefluisterd,
weggedoken in de tijd -

Sindsdien kijk ik omhoog door ijs
en luister naar de eeuwigheid.


Uit: 'Alle Goeds', 2001.



zondag 14 maart 2021

Dichtersbankje | Richard Minne

Foto: © Bert Bevers | Frankrijklei |  Antwerpen.

Uit de collectie Mellendijk (keuze dichter en gedicht) voorraad Mannen van Bevers: Richard Minne 👉

De wereld is een fluit met zooveel duizend monden.
En elkeen blaast zijn lied. En ’t maakt een droef geluid
waarin ik niets van eigen klank heb weergevonden.
En gij ? misschien hebt ge ook getikt aan meenge ruit
en werd ge als ik weer feestelijk wandelen gezonden.
 
Nochtans: ik heb gedroomd, gehoopt; en ik droeg boete.
‘k zag de Alpen, Vlaanderen en Straatsburg aan den Rijn.
Ik heb bemind. Ik sloeg de trommel in vele stoeten.
Ik pluisde in boeken die vol oude wijsheid zijn.
Ik heb gezocht, zoo ’t kan, met handen en met voeten.
 
En ’t slot ? ik hield daaruit als onontvreemdbaar deel
den troost van ’t eigen lied, wanneer ik stil gezeten,
des avonds, op den hoogen berm een wijsje speel,
niet voor ’t heelal en de eeuwigheid, maar slechts voor ’t heden.
Dat maakt me een blijden dag te meer. En dat is veel.

Uit: In den zoeten inval. (1955)