zaterdag 31 december 2011

Extra Oudejaarsbankje | Hubert Van Herreweghen

Foto: © Bert Bevers | Grand Bazar | Groenplaats | Antwerpen

Uit de voorraad Bevers (keuze bank, dichter en gedicht) collectie Mellendijk: Hubert Felix Arthur Van Herreweghen>

Oudejaarsavond

Getweeën zitten we in het huis te zwijgen.
Geluideloos slaan klokken aan de muur.
Schimmen van doden die uit de aarde stijgen,
gestalten glanzen in het bronzen vuur.

Hun schaduw groeit bij 't keren van de jaren,
terwijl hun lijf vergaat onder het gras,
maar 't beeld in ons moeten de wormen sparen,
vannacht wordt alles weer zoals het was:

wij drinken wijn en noemen hunne namen.
't Slaat middernacht en ieder ding
verandert weer van aanschijn. Allen samen
roepen wij nieuwjaar! O herinnering...

Op zijn kneukels zit een oud man te tellen
ook onze tijd. Hij is 't die twaalf maal slaat.
Vergeef ons, bid voor ons, donkere gezellen,
die zwijgend rondom ons te wachten staat.

Hubert Van Herreweghen
uit Het jaar der gedachtenis (1943)

Dichtersbankje | Jan de Bas

Foto: © Bert Bevers | Hal Dienstencentrum De Boskes | Antwerpen | Kiel


Uit de voorraad Bevers collectie Mellendijk (keuze dichter en gedicht): Jan de Bas>

 

IN DE WACHTKAMER

In de wachtkamer wordt
vooral gewacht, zoals
een vader op het antwoord
van zijn zoon: rustig

en gelaten. Zittend tussen
doe maar kalmpjes aan
en schiet een beetje op.
En er wordt zeer veel gezucht,

lucht die overschiet,
als na het zingen
van een lied, buiten adem
en ook weer niet.


© Jan de Bas

vrijdag 30 december 2011

Dichtersbankje | HiPP

Foto: © Bert Bevers | Burgallee | Kaiserswerth

Uit de voorraad Bevers collectie Mellendijk (keuze dichtersbent en gedichten): HiPP>


Louis Radstaak | Malaguti


Bert Scheuter | Hofshuus I-IV


Hans Mellendijk | Zag ik, ...



donderdag 29 december 2011

Dichtersbankje | Bertolt Brecht [Kurt Weill]

Foto: © Bert Bevers | Knyffstraat | Deurne

Uit de voorraad Bevers collectie Mellendijk (keuze dichter en lied): Bertolt Brecht | Kurt Weill>

Die Moritat von Mackier Messer



Und der Haifisch, der hat Zähne

und die trägt er im Gesicht

und Macheath, der hat ein Messer

doch das Messer sieht man nicht.



Ach, es sind des Haifischs Flossen

rot, wenn dieser Blut vergießt.

Mackie Messer trägt 'nen Handschuh

drauf man keine Untat liest.



An 'nem schönen blauen Sonntag

liegt ein toter Mann am Strand

und ein Mensch geht um die Ecke

den man Mackie Messer nennt.



Und Schmul Meier bleibt verschwunden

und so mancher reiche Mann

und sein Geld hat Mackie Messer

dem man nichts beweisen kann.



Jenny Towler ward gefunden

mit 'nem Messer in der Brust

und am Kai geht Mackie Messer

der von allem nichts gewußt.



Und das große Feuer in Soho

sieben Kinder und ein Greis -

in der Menge Mackie Messer, den

man nicht fragt und der nichts weiss.



Und die minderjährige Witwe

deren Namen jeder weiss

wachte auf und war geschändet -

Mackie, welches war dein Preis?

Wachte auf und war geschändet -

Mackie, welches war dein Preis?



©Kurt Weill, Bertholdt Brecht, 1928

woensdag 28 december 2011

Dichtersbankje | Paul van Ostaijen

Foto: © Bert Bevers | Meir | Antwerpen 

Uit de voorraad Bevers collectie Mellendijk (keuze dichter en gedicht): Paul van Ostaijen>

HULDEGEDICHT AAN SINGER



Slinger
       Singer
             naaimasjien
Hoort
    Hoort
       Floris jespers heeft een Singernaaimasjien gekocht
Wat
   Wat
jawel
    Jespers Singer naaimasjien
hoe zo
    jawel
        ik zeg het u
        Floris jespers heeft een Singernaaimasjien gekocht
Waarom
      waardoor
              wat wil hij
Jawel
    hij zal
          hoe zo
                Circulez
                         want
  SINGERS NAAIMASJIEN IS DE BESTE

de beste
        waarom
              hoe kan dat
                     wie weet
                             alles is schijn
Singer en Sint Augustinus
Genoveva van Brabant
                         bezit ook een Singer
                                     die jungfrau von Orleans
Een Singer?
jawel
jawel jawel jawel ik zeg het u een Singer 
versta-je geen nederlands mijnheer 
Circulez
     Bitte auf Garderobe selbst zu achten 
lk wil een naaimasjien 
iedereen heeft recht op een naalmasjien 
ik wil een Singer 
iedereen een Singer
Singer
         zanger
                   meesterzangers
                                     Hans Sachs
heeft Hans Sachs geen Singermasjien 
waarom heeft Hans Sachs geen Singer 
Hans Sachs heeft recht op een Singer 
Hans Sachs moet een Singer hebben 
Jawel
        dat is zijn recht
             Recht door zee
                   Leve Hans Sachs
                         Hans Sachs heeft gelijk
hij heeft recht op

  SINGERS NAAIMASJIEN IS DE BESTE

alle mensen zijn gelijk voor Singer
Circulez
een Singer
Panem et Singerem

Panem et Singerem P a n e m  et  S i n g e r e m PANEM ET SINGEREM

       e t  S i n g e r e m  e t  S i n g e r e m

Ik wil een Singer
wij willen een Singer
wij eisen een Singer
wat wij willen is ons recht
                         ein fester Burg ist unser Gott

Panem et Singerem P a n e m  et  S i n g e r e m PANEM ET SINGEREM

       e t  S i n g e r e m  e t  S i n g e r e m

Waarom
      hoe zo
            wat wil hij
                       wat zal hij
Salvation army
Bananas atque Panama
          de man heeft gelijk
          hij heeft gelijk
gelijk heeft hij jawel
                      jawel
                           jawel
                                   waarom
                                   wie zegt dat
                                   waar is het bewijs
                      jawel hij heeft gelijk

Panem et Singerem P a n e m  et  S i n g e r e m PANEM ET SINGEREM

       e t  S i n g e r e m  e t  S i n g e r e m

  SINGERS NAAIMASJIEN IS DE BESTE



dinsdag 27 december 2011

Dichtersbankje | Egon Snelders


Foto: © Bert Bevers | Markt | Kaiserswerther | Deutschland

Uit de voorraad Bevers collectie Mellendijk (keuze dichter en gedicht: Egon Snelders>

Vandaag ...
Vandaag is de markt mijn gedicht
Ik zoek in het geruis
Zinnen van mijn gading
Een man loopt gehaast voorbij
Geen tijd voor bespiegelingen
Een ander hield ik staande
En gaande het gesprek 
ontstond het woord.

© Egon Snelders
Bron: Muurgedichten Leiden

maandag 26 december 2011

Dichtersbankje | Fay Lovsky

Foto: © Bert Bevers | Markt | Kaiserswerth

Uit de voorraad Bevers collectie Mellendijk (keuze tekstschrijver, kerstvers): Fay Lovsky>

Every year lasted too long, with Easter bunnies, birthday cards,
And seaside outings in the summer, only to break the long
Gap of time that stretched between the one and the other
Christmas

Christmas in the sixties was fine
With candles, goodies, presents, and wine
'Peace on Earth' was real, it seemed
And LOVE a word as yet not obscene, no no

Watching the season parade
Dying trees, and neon spars, and plastic Santas
For a penny urging to celebrate, ding dong ding dong
Here comes another, christmas

Christmas was a jolly old time
With Billy Smart's and Auld Lang Syne
'Peace on Earth' was real, it seemed
And LOVE a word as yet not obscene, no, no

Christmas tree smell and those silvery bells
Christmas was a friend of mine

Aaaaaahhhhhhh ..
Pa pa pam pam paadam, pa pa pam pam paadam

Christmas was a friend, o'mine
Merry-, merry-, merry-, merry-, merry Christmas
Everybody

All around the world, christ-mas-time - and
Everybody have a good time coming in top to me yeah
Christmas time is here again
Been around since you-know-when
Happy New Year Happy New Year
I hope that everyone all have a happy New Year






zondag 25 december 2011

Dichtersbankje | Richard B. Smith

Foto: © Hans Mellendijk | Gardaland | Italy

Uit de collectie Mellendijk (keuze tekstschrijver, kerstvers): Richard B. Smith>

Winter Wonderland

Sleigh bells ring, are you listening,
In the lane, snow is glistening
A beautiful sight,
We're happy tonight.
Walking in a winter wonderland.

Gone away is the bluebird,
Here to stay is a new bird
He sings a love song,
As we go along,
Walking in a winter wonderland.

In the meadow we can build a snowman,
Then pretend that he is Parson Brown

He'll say: Are you married?
We'll say: No man,
But you can do the job
When you're in town.

Later on, we'll conspire,
As we dream by the fire
To face unafraid,
The plans that we've made,
Walking in a winter wonderland.

In the meadow we can build a snowman,
And pretend that he's a circus clown
We'll have lots of fun with mister snowman,
Until the other kids knock him down.

When it snows, ain't it thrilling,
Though your nose gets a chilling
We'll frolic and play, the Eskimo way,
Walking in a winter wonderland.






zaterdag 24 december 2011

Dichtersbankje | anonymus


Foto: © Bert Bevers | Lambertuskirche | Düsseldorf.

Uit de voorraad Bevers collectie Mellendijk (keuze kerstlied): Nu zijt wellekome>


Nu zijt wellekome Jesu, lieve Heer,
Gij komt van alzo hoge, van alzo veer.
Nu zijt wellekome van de hoge hemel neer.
Hier al in dit aardrijk zijt Gij gezien nooit meer.
Kyrieleis.
Christe Kyrieleison, laat ons zingen blij,
Daarmeed' ook onze leisen beginnen vrij.
Jezus is geboren op de heilige kerstnacht,
Van een Maged reine, die hoog moet zijn geacht.
Kyrieleis.
D'herders op den velde hoorden een nieuw lied,
dat Jezus was geboren, zij wisten 't niet.
"Gaat aan geender straten en gij zult Hem vinden klaar;
Bethl'em is de stede, waar 't is geschied voorwaar."
Kyrieleis.
D'heilige drie Koon'gen uit zo verre land,
zij zochten onze Here met offerhand.
Z'offerden ootmoedelijk myr', wierook ende goud
t'ere van den Kinde, dat alle ding behoudt.
Kyrieleis.

vrijdag 23 december 2011

Dichtersbankje | Anna Bijns | [Herman Pleij]

Foto: © Bert Bevers | Anna Bijnsstraat | Berchem 

Uit de voorraad Bevers collectie Mellendijk (keuze dichter en gedicht): Anna Bijns>

Priesters zijn menschen als ander 'liên
                
 Refereyn

Weer geestelick, weer weerlick, boeren ofte prelaten,
Wy zijn arme, zondighe, crancke vaten,
Edel van deughdens, maer vol ghebreken.
Hoe compt dan dat wy malcanderen dus haten,
Beclappen, belieghen, draghen achter straten,
Die zelve totten ooren in sonden steken?
Dat het volck nu dynct, durft wel stautelick spreken,
En principalick van muenicken en papen;
En hoe zy de waerheit het zegghen oft preken,
Zoo fenynighe slanghen daer meer up gapen;
En of die priesters zom uut waren om rapen,
't En zijn gheen inghelen, maer menschen cranck.
Besiet u-zelven, aerme schurfde schapen,
Peynst, gaen zy cruepele, ghy gaet wel manck,
Ghy hoort oock gheerne in den buydel geclanck;
Eyst wonder of priesters gheerne pennynghen zien?
Ic zegghe: ''Ic en diene om gheenen danck,
Priesters zijn menschen als ander liên.''

Schaemt u, ghy clappaerts, vul valscher suspitien,
Ghy mueght wel vreesen Gods stranghe punitien,
Als hy ten oordeele sal zijn gheseten.
Zy segghen dat die papen die beneficien
Coopen ende vercoopen; dees quade mailitien
Mercken zy wel, maer zy hebben vergheten
Hoe zy zelve het zweet van den aermen eten.
God weet hoe zom cryghen haer substantie,
Duer lieghen, bedrieghen, ontschryven, ontmeten,
Oft anders door wouckerie ofte finantie;
Bancheroute, dat is eene gemeene usantie,
Soo wel onder die Duytschen als onder die Walen,
Een quinckernel, dat's die quitantie,
Zy en willen van tween niet een betalen.
Dit volck zeght: ''Die muenicken en papen dwalen.''
En haer selfs hofken en willen zy niet wiên;
Merct u selfs crancheit en zeght zonder dralen;
''Priesters zijn menschen als ander liên.''

Of priesters oock met vrauwen ommegaen,
Ic en zegghe niet of 't en is qualick gedaen;
Maer zal men haer cranckheit daerom verbreyden?
Ghy, ghehuwede man, wilt my wel verstaen,
Ghy hebt ter kercken een huusvrauwe ontfaen
En hebt ghezworen onder u beyden
Dat ghy van malcanderen niet en zult scheyden,
Zydy altijts ghetrauwe uwen pare?
Ghy gaet u oock somtijts by andere vermeyden,
Of die priesters ooc somtijts hadden een care,
Die duvel die u quelt haerliêr oock tenteert,
Haerliêr lichaem als het uwe, gheseyt in 't clare,
Is tot alder cranckheyt gheinclineert,
Dit ghevoelt ghy in u-zelven als ghy wel jugeert.
Hier zoudy om dyncken als ghy yet zaecht gheschiên.
En segghen als yemant die priester accuseert:
''Priesters zijn oock menschen als ander liên.""

Of priesters ooc somtijts lachen en synghen,
By goet gheselschap danssen en sprynghen,
En of zy in vrueghden waren de meeste,
Sal men se begrypen met sulcken dynghen?
Al siet men haer oock een bacxken uut brynghen,
's Ghelijcx oock wachten met blyden gheeste,
Die nemmermeer en verheught is wel een beeste;
Zy moeten oock somtijts haer hertkin verlichten.
Peynst hoe gheerne ghy sijt in de feeste,
Daer vrueght hantieren vrau Venus nichten;
Of priesters oock saghen op schoone ansichten
Sal men se voor bouven hauden terstont
Ende haerliêr versmaden als boose wichten?
Peynst, wat goets smaect ooc wel in uwen mont.
Eer ghy priesters begrijpt gaet in u selfs gront,
En is 't dat ghy daer vint 's ghelijcx van dien,
Laet se onbegrepen en seght goet ront:
''Priesters zijn oock menschen als ander liên.''

Prince, achterclappers en lueghen-vinderen
Zullen zelden eens anders ghebreck verminderen,
Maer liever vermeerderen, elck zy op zijn hoede.
Of priesters misdoen wat mach 't ons hinderen,
Wy zijn al t'samen Adams kinderen,
Te samen-ghezet van vleesche en van bloede.
Men behoorde alle dynghen te keeren in 't goede,
Met den priesterlicken staet spotten noch gecken,
Maer doen ghelijck Constantinus, de vroede,
Die haerliêr mesdaet metten mantel wilde decken.
Dit zoude u met recht tot dueghden verwecken,
Die met achterclap haren tijt verquisten,
Met lueghenen der priesters fame bevlecken,
Zeyden zy noch niet meer dan zy en wisten.
Hoort ghy, Lutersche evangelisten,
Die Gods stathauders dus alomme bespiên,
Laet staen u clappen, ghy duvelsche artisten:
''Priesters zijn ooc menschen als ander liên.''


Zie ook Dichter op het stadsplan>

donderdag 22 december 2011

Dichtersbankje | Herman Leenders

Foto: © Bert Bevers | Alexander Farneseplein, Antwerpen LO


Uit de voorraad Bevers collectie Mellendijk (keuze dichter en gedicht): Herman Leenders>

Wij komen

Uit het land van Boon en de Coninck
Uit de achtertuin van de Wispelaere
Uit Gezelle en Claus gekropen, als maden
Uit Van Ostaijen, Elsschot, Minne en Van Nijlen
Uit het donkere hart van het Nederlands
Uit het gestotter van onuitspreekbare gedachten
Uit de strot van dichtgeknepen klanken

uit Buitenland
uit dat land van kot en kavel
beton- en hinderpalen
een paradijs voor kip en konijn
mijn duivenkotland
mijn varkensstrontland
mijn rolluikenland
dikkepensenland
kloteland
wielertoeristenland
rodebakstenenland
land van stofzuiger en javel
hogedrukreinigerland
grasmachineland
braakland
dromenland
dwingeland

Wij komen
met de wrede verbeelding van Terrin
met de sardonische blik van Van Heulendonk
met de grijns van Vekeman en Seghers
met Lut de Block en Pat Donnez
met de maskerades van Luuk Gruwez

een bonte stoet tronies en bijna-doodskoppen
de blijde intrede in Amsterdam
van de gastarbeiders van het Nederlands
de arbeiders van het Vlams
de knechten van het Brugs, het Gents, het Antwerps
onder spandoeken en banderolles
met vaandels en banieren
en wij zingen
niet, nee wij schreeuwen
niet.
Wij schrijven:

Wij komen uit het land van Boon en de Coninck
Uit de achtertuin van de Wispelaere
Uit Gezelle en Claus gekropen, als maden

© Herman Leenders

woensdag 21 december 2011

Dichtersbankje | Albert Verwey

Foto: © Bert Bevers | Jardin des Couronnes | Parijs

Uit de voorraad Bevers collectie Mellendijk ( keuze dichter en gedicht): Albert Verwey>

Parijse herfstdag

Ik heb de weemoed van uw stad verstaan.
Een stad vol vreugde, zeiden zij die nooit
Geneuchten weten dan het vlees ontplooit,
Vol zoete tastbaarheid en weken waan.

Maar in uw parken geurde uit iedre laan
't Verleden: grootser tuin, voorlang gerooid;
En iedre lijst die strekt of rijst of glooit
Aan uw paleizen, hing de erinring aan.

Erinnring aan dien groten gouden tijd
Toen om uw zonnekoning 't rijk bewoog,
Moed en bevalligheid en weelde en vlijt.

Gij woelt, maar overwont niet: laag en hoog
Richt over u die Dode; uit perk en boog
Beheerst Zijn IJdelheid uw ijdelheid.


Albert Verwey
uit: Oorspronkelijk dichtwerk, Querido/v.h. Mees
Amsterdam/Santpoort, 1938

dinsdag 20 december 2011

Dichtersbankje | Maurice Magre

Foto: © Bert Bevers | Quai des Orfevres | Paris

Uit de voorraad Bevers collectie Mellendijk (keuze gedicht en dichter): Maurice Magre>

Complaint de la Seine

Au fond de la Seine
Il y a de l'or,
Des bateaux rouillés,
Des bijoux, des armes.
Au fond de la Seine
Il y a des larmes.

Au fond de la Seine
Il y a des fleurs,
De vase et de boue
Elles sont nourries.
Au fond de la Seine
Il y a des coeurs
Qui souffrient trop
Pour vivre la vie.

Et puis des cailloux
Et des bêtes grises,
L'âme des égouts
Soufflant des poisons,
Les anneaux jetés
Par des incomprises,
Des pieds qu'une hélice
A coupés du trone.

Et les fruits maudits
Des ventres stériles,
Laits blancs avortés
Que nul n'aima,
Les vomissements
De la grand' ville,
Au fond de la Seine
Il y a cela.

O Seine clémente
Ou vont des cadavres,
Au lit dont les draps
Sont faits de limon.
Fleuve des déchets
Sans fanal ni havre,
Chanteuse berçant
La morgue, ils le font.

Accueille le pauvre (2x)
Accueille la femme (2x)
Accueille l'ivrogne,
Accueille le fou,
Mêle leurs sanglots
Au bruit de tes larmes
Et porte leur coeur
Et porte leur coeur
Et porte leur coeur
Parmi les cailloux.

Au fond de la Seine
Il a de l'or,
Des bateaux rouillés,
Des bijoux, des armes.
Au fond de la Seine
Il y a des morts
Au fond de la Seine
Il a des larmes.





Composed during Kurt Weill's period in Paris; first sung by Lys Gauty (Alice Gauthier).

Duplications in verse six variously handled.