vrijdag 30 augustus 2013

Dichtersbankje | Hendrik Tollens

Foto: © Peter Bevers | Slot Loevestein

Uit de collectie Mellendijk (keuze dichter en gedicht) voorraad Mannen van BeversHendrik Tollens>

Herman de Ruiter

Waar Maas en Waal te zamen spoelt
En Gorkum rijst van ver,
Daar heft zich op den linker zoom
En spiegelt in den breeden stroom

Een slot van eeuwen her.

't Is Loevestein. - 't Is Loevestein,
Waarvan de wereld sprak;
Door wal en schans en vestingwerk
't Rammeijen van den krijg te sterk,

Maar huwelijkstrouw te zwak.

Daar is een dapper stuk gebeurd,
Waar menig pen van schreef,
Toen Flips zijn gruwzaam rijksbelang
Door marteltuig en zieledwang

Noch onbeteugeld steef.

Daar is een dapper stuk gebeurd,
Gebeurd voor jaar en dag,
Toen Alva nog het krimpend land
Bezocht en sloeg met moord en brand,

En 't lagchend rooken zag.

"Dat lij ik niet, bij God niet! neen!"
Riep Ruiter heftig uit:
"'t Gedrogt, waar jong en oud van beeft,
"Dat strop en zwaard voor wetten geeft,

"Maakt mij niet weerloos buit!

"Hij zwelg' aan mij, de Spaansche beul,
"Een bittren beker bloed!
"Het heug' hem als zijn klaauw mij vat,
"En schoon mijn kracht in duigen spatt',

"Hij sidder' van mijn moed!"

Hij zegt, en grijpt een monnikskap
En dekt het zwanger brein,
En wapent zich met roer en zwaard,
En rept zich door den Bommelwaard,

En klopt aan Loevestein.

"Doet op, mijn Spaansche broeders, op!
"U dreigt een sluw verraad:
"Te zwak, bij ontijd en bij nacht,
"Te zwak, o slotvoogd! is uw wacht:

"Ik breng u raad en daad."

Men schuift de zware grendels los,
En opent op zijn stem,
En ijlings ploft, aan wederskant,
De slotvoogd met zijn wacht in 't zand,

En Loevestein is hem.

Hij nestelt zich in 't eenzaam fort,
En waakt op muur en wal,
En zamelt zich, door wenk en roep,
Een kleinen, maar te stouter troep,

Naauw twintig man in tal.

"Nu krijgt de beul het slot niet weer,
"Met al zijn Spaansch gespuis!
"Nu krijgt de beul het slot niet weer,
"Of ploff' het op mijn kop ter neer

"En zoek' mij op in 't gruis!"

Zoo zweert hij met zijn twintigtal,
En zwoegt aan gracht en schans;
En scheurt het Spaansche vaandel door,
En hijscht Oranjes vlag er voor

En waait haar uit den trans.

Maar Alva hoort nog pas die maar,
Of vliegt in vlam en vier:
"Op, knechten, breekt er fluks op los,
"En sleurt mij aan den staart van 't ros

"Dien dollen muitling hier!

"Hij sterv', geleêbraakt voor mijn oog,
"En stikke in 't schuldig bloed,
"En leer', genageld aan 't schavot,
"Dat wie met Alva éénmaal spot,

"Niet andermaal het doet."

Driehonderd knechten grijpen 't zwaard,
En jagen in galop,
En rennen, met gezweepten draf,
Op slot en vesting regt toe af,

En - stooten er den kop.

"Terug! wie 't leven lief heeft keer'!
"Hier wacht u kruid en lood!
"Terug!" roept hun de Ruiter toe,
"Of zijt gij 't leven zat en moê,

"Hier vindt ge dan den dood."

Men antwoordt met een kogelbui,
Uit roer en tromp gebraakt,
En beukt met mokers en houweel
De muren krank van 't oud kasteel,

Dat alles schudt en kraakt.

Maar 't wederantwoord baldert los,
En geeft een kloek bescheid,
En dunt geducht met slag en schot
De keurbloem van 't Kastiliesch rot

Door treflijk feit op feit.

De stormbok ramt intusschen door,
En 't grof geschut speelt voort,
En brijzelt met vernielend vuur
Een wijde bres in wal en muur,

En spaandert post en poort.

Maar Ruiter stopt die breuken digt
Met eigen lijf alleen,
En stuit, als op een vaster wal,
Den vloed van 't overmagtig tal,

Die wegspat om hem heen.

Intusschen woelt aan de andre zij
Een ander deel van 't rot,
En heeft, terwijl hij elders vecht,
De stormleer aan den muur gehecht

En stroomt op eens in 't slot.

Maar Ruiter zwenkt en scheurt zich voort,
En kookt verwoed en wild,
En vaart, met blikken strak en hol,
Van teugellooze wrake dol,

Het Spaansch gespuis in 't schild.

Hij stort er als een leeuw op los
En stuit het aan den trap;
En maakt zich post en plaats ten nut,
En schoort zich tegen wand en stut,

En zet in eens zich schrap.

Hij zwiert zijn vreeslijk treffend zwaard
Met beî zijn vuisten rond,
En zwaait en slingert heen en weer,
En bliksemt al wat nadert neer,

Vermalen en verwond.

Ontzet van 't ongehoord bedrijf,
Staat alles bleek van schrik,
En ducht, van dubble vrees vervaard,
Het vonklen van zijn vlammend zwaard

En 't weerlicht van zijn blik.

Maar eensklaps dringt de drom zich op,
Het kost dan wat het kost,
En stuwt zich met vereend geweld,
En schokt en overstelpt den held

En wrikt hem uit zijn post.

Hij vecht nogtans en wankelt niet,
En houwt in 't rond en klooft,
Tot dat op eens zijn zwaaijend zwaard,
Door duizend slagen botgeschaard,

Hem stuk vliegt om het hoofd.

Hij wijkt, en ziet geen uitkomst meer,
Maar neemt een kort besluit;
Hij wijkt, en grijpt een gloênde lont,
En vlamt ze driewerf om en rond,

En werpt ze neer in 't kruid.

't Vat vuur en kraakt en barst en slaat
En gruist het hecht arduin,
En hagelt neer op huid en kop,
En vliegt met vriend en vijand op,

En graaft ze zaam in 't puin.

Die donder sloeg verschrikklijk neer.
Op Alvaas overmoed,
En stoorde hem in 't helsch vermaak,
Terwijl hij zat en zon op wraak,

En wetten schreef met bloed.

Met graaft nogtans de Ruiters kop
Uit gruis en beenders bloot,
En spijkert, naar des bloedhonds last,
Aan 't galgenhout zijn schedel vast,

Ten afschuw na zijn dood.

Intusschen rees het standbeeld op,
Tot Alvaas eer gesticht,
En wees, uit trotsch metaal gewrocht,
Den weidschen rang van 't wangedrogt

Aan elks verbaasd gezigt:

Maar niet te min, voor 't Hollandsch hart,
Misleid door schimp noch praal,
Om 't even wat het oog aanschouwt,
Rees Alva op aan 't galgenhout,
En Ruiter in 't metaal.


Hendrik Tollens Cz.

woensdag 28 augustus 2013

Dichtersbankje | Sharon Olds

Foto: © Maarten Bevers | Prison of Alcatraz 

Uit de collectie Mellendijk (keuze dichter en gedicht) voorraad Mannen van Bevers: Sharon Olds>



maandag 26 augustus 2013

Dichtersbankje | Paul van Ostaijen

Foto: © Margriet Modderman | Alpen

Uit de collectie Mellendijk (keuze dichter en gedicht) voorraad Mannen van Bevers: Paul van Ostaijen>

ALPEJAGERSLIED 

Voor E. du Perron.

Een heer die de straat afdaalt
een heer die de straat opklimt
twee heren die dalen en klimmen
dat is de ene heer daalt
en de andere heer klimt
vlak vóór de winkel van Hinderickx en Winderickx
vlak vóór de winkel van Hinderickx en Winderickx van de beroemde hoedemakers
treffen zij elkaar
de ene heer neemt zijn hoge hoed in de rechterhand
de andere heer neemt zijn hoge hoed in de linkerhand
dan gaan de ene en de andere heer
de rechtse en de linkse de klimmende en de dalende
de rechtse die daalt
de linkse die klimt
dan gaan beide heren
elk met zijn hoge hoed zijn eigen hoge hoed zijn bloedeigen hoge hoed
elkaar voorbij
vlak vóór de deur
van de winkel
van Hinderickx en Winderickx
van de beroemde hoedemakers
dan zetten beide heren
de rechtse en de linkse de klimmende en de dalende
eenmaal elkaar voorbij
hun hoge hoeden weer op het hoofd
men versta mij wel
elk zet zijn eigen hoed op het eigen hoofd
dat is hun recht
dat is het recht van deze beide heren.

Paul van Ostaijen | 1918


zaterdag 24 augustus 2013

Dichtersbankje | Annie M.G. Schmidt

Foto: © Peter Bevers | Sint-Jansbaseliek | Madurodam

Uit de collectie Mellendijk (keuze tekstdichter en vers) voorraad Bevers: Annie M.G. Schmidt>

Donald Jones | Ik zou je het liefste in een doosje willen doen

donderdag 22 augustus 2013

Dichtersbankje | Aad Nuis

Foto: © Peter Bevers | Binnenhof | Den Haag

Uit de collectie Mellendijk (keuze dichter en gedicht) voorraad Bevers: Aad Nuis>

Binnenhof 

Het stille hart van wervelwinden
in dit glas water, Nederland,
waar ik mij steeds terug moet vinden
naast dagtoerist en demonstrant.

Bestaat dit echt of zijn wij spoken,
figuren dansend hand in hand,
gedurig in koud vuur ontstoken
door woorden van dor zand?

Ga maar bij dichter, boeren kijken:
hun taal, hun grond, vast in de hand.
Hier blijft de werkelijkheid ontwijken -
net naast de rand.

Toch zoemt en trilt het hier van krachten,
huist hier het hart (meer dan 't verstand)
van wat ik grijnzend hoog blijf achten:
mijn land.


© Aad Nuis 
uit: 'Het land der letteren', 1982.


maandag 19 augustus 2013

Dichtersbankje | Pieter Jelles Troelstra

Foto: © Peter Bevers | Malieveld | Den Haag


Uit de collectie Mellendijk (keuze dichter en gedicht) voorraad Bevers: Pieter Jelles Troelstra>


"heil vierde stand, te laat ontwaakten,
heil, die der menscheid toekomst zijt,
heil allen, die hun boeien haakten,
gewijd, geschaard ten heilgen strijd.
een stroom van rechts is niet te keren
hij breekt geweld, hij kent geen dwang,
UW leus, "geen slaven en geen heersen"
is tekst voor een triomf gezang
daar is uw werk, daar loopt uw baan
daar vangt uw eigen leven aan."

vrijdag 16 augustus 2013

Dichtersbankje | Gerrit Komrij

Foto: © Peter Bevers | Paleistuin | Den Haag

Uit de collectie Mellendijk (keuze dichter en gedicht) voorraad Bevers; Gerrit Komrij>

Alles blijft 

Daar stond een muur die ik heb aangeraakt.
De muur werd afgebroken. Van het puin
werd verderop een fundament gemaakt.
Ik plantte een fruitboom in mijn oude tuin.

Die werd geasfalteerd. Vijf meter diep
Houdt zich een wortelstronk nog grommend koest.
Vijf eeuwen lang desnoods. De Spaanse griep
Landt ooit op Mars omdat ik heb gehoest.

Er was een vriend aan wie ik heb geschreven,
Een rots waar ik mijn naam in heb gekerfd.
Je bent een deel van alles bij je leven
En alles blijft bestaan wanneer je sterft.

© Gerrit Komrij
uit:'Luchtspiegelingen', 2001

maandag 12 augustus 2013

Dichtersbankje | Hans Warren

Foto: © Peter Bevers | Dijk bij Baarland 


Uit de collectie Mellendijk (keuze dichter en gedicht) voorraad Bevers: Hans Warren>
Liggend in de zon
De liefste sluimert naast mij in het kruid.
Onder mijn arm door lig ik naar haar te staren.
Soms laat de wind haar zachte lange haren
strelend over mijn rug, mijn naakte huid.
Ik luister naar het ijl ruisend geluid
- mijn adem gaat in rythme met de hare -
naar het verre doffe bruisen van de baren
en naar een wulp, die schor, weemoedig fluit.
Er ligt een wijding over het ongerepte land.
Het is te stil om veel en snel te praten,
enkel een zoen, heel vluchtig op haar hand.
De zilte schorren en het wijde zand
zijn aan ons twee alleen overgelaten.
Er is geen einder en gene overkant.


donderdag 8 augustus 2013

Dichtersbankje | Heinrich Heine


Foto: © Peter Bevers | Marnixstraat | Amsterdam


Uit de collectie Mellendijk (keuze dichter en gedicht) voorraad Bevers: Heinrich Heine>

Weberlied

maandag 5 augustus 2013

Dichtersbankje | Pauline Pisa

Foto: © Peter Bevers | Pisa | Piazza Victor Emanuele II


Uit de collectie Mellendijk (keuze dichter en gedicht) voorraad Bevers: Pauline Pisa>



donderdag 1 augustus 2013

Dichtersbankje | Rogi Wieg

Foto © Bert Bevers | Koninklijke Liberty Yacht Club, Antwerpen


Uit de collectie Mellendijk (keuze dichter en gedicht) voorraad Bevers: Rogi Wieg>


Titanic

Zij was ooit mijn toverdraad, ik was jong,
een halve meter literatuur verder
ben ik al jarenlang niet meer de herder
van schaap poëzie. Men zegt dat ik echt zong.


Het zingen is mij goed vergaan door niets;
louter dagtaken, scheren, ouder worden.
De blauwe stad hangt als een baard aan iets
dat ik 'ik' noem. Ben half-veertig geworden.

Een blauwe namiddag maakt niet meer een barst
- uit- in mij. De taal is wit en mistig.
Ik ben door bijna niets tot bot geharst.

Zij was ooit mijn dagverdrijf, maar verging
als de Titanic en later de kleurenfilm.
Het is in scheef proza waarin ik zing.

© Rogi Wieg