donderdag 29 december 2022

Dichtersbankje | John Lennon

Vredestraat | Berchem 

Uit de collectie Mellendijk (keuze dichter en gedicht) voorraad Mannen van Bevers: John Lennon 👉

Give peace a chance

Two, one-two-three-four!
Ev'rybody's talking 'boutBagism, Shagism, Dragism, Madism, Ragism, TagismThis-ism, that-ism, is-m, is-m, is-m
All we are saying is give peace a chanceAll we are saying is give peace a chance
Hit itC'mon, ev'rybody's talking aboutMinisters, sinisters, banisters and canistersBishops and Fishops and Rabbis and Popeyes and bye-bye, bye-byes
All we are saying is give peace a chanceAll we are saying is give peace a chance
Let me tell you nowEv'rybody's talking 'boutRevolution, evolution, masturbation, flagellation, regulation, integrationsMeditations, United Nations, congratulations
All we are saying is give peace a chanceAll we are saying is give peace a chance
Ev'rybody's talking 'boutJohn and Yoko, Timmy Leary, Rosemary, Tommy Smothers, Bobby Dylan, Tommy CooperDerek Taylor, Norman Mailer, Alan Ginsberg, Hare Krishna, Hare, Hare Krishna
All we are saying is give peace a chanceAll we are saying is give peace a chance
All we are saying is give peace a chanceAll we are saying is give peace a chance
All we are saying is give peace a chanceAll we are saying is give peace a chance
All we are saying is give peace a chanceAll we are saying is give peace a chance
All we are saying is give peace a chanceAll we are saying is give peace a chance
All we are saying is give peace a chanceAll we are saying is give peace a chance
All we are saying is give peace a chanceAll we are saying is give peace a chance
Source: LyricFind
Songwriters: John Lennon
Give Peace a Chance lyrics © Sony/ATV Music Publishing LLC



zaterdag 17 december 2022

Dichtersbankje | Wislawa Szymborska


Foto: Bert Bevers | Beeldhouwersstraat | Antwerpen

Uit de collectie Mellendijk (keuze dichter en gedicht) voorraad Mannen van BeversWislawa Szymborska ðŸ‘‰


Gesprek met een steen

Ik klop op de deur van een steen.
‘Ik ben het, doe open.
Ik wil bij jou naar binnen gaan,
overal bij je rondkijken, met jou mijn longen vullen.’

‘Ga weg,’ zegt de steen.
Ik ben hermetisch gesloten.
Zelfs aan stukken geslagen
zullen we hermetisch gesloten blijven.
Zelfs fijngewreven tot zand
zullen we niemand binnenlaten.’

Ik klop op de deur van de steen.
‘Ik ben het, doe open.
Ik kom uit louter nieuwsgierigheid
die alleen het leven kan bevredigen.
Ik heb me voorgenomen door je paleis te wandelen
en daarna nog blad en waterdruppel te bezoeken.
Ik heb voor die dingen niet veel tijd.
Mijn sterfelijkheid hoort je te ontroeren.’

‘Ik ben van steen,’ zegt de steen,
‘en moet noodzakelijkerwijs mijn ernst bewaren.
Ga hier weg.
Ik heb geen lachspieren.’

Ik klop op de deur van de steen.
‘Ik ben het, doe open.
Ik heb gehoord datje binnen grote lege zalen hebt,
onbezichtigd en vruchteloos mooi,
verlaten en zonder echo van enige voetstap.
Geef toe datje daar zelf niet veel van weet.’

‘Ja, grote en lege zalen,’ zegt de steen,
er is alleen geen plaats.
Mooi, wellicht, maar dat gaat de smaak van
jouw gebrekkige zintuigen te boven.
Je kunt me leren kennen, maar ervaren nooit.
Mijn hele oppervlak keer ik jou toe,
mijn hele binnenste wend ik van je af.’

Ik klop op de deur van de steen.
‘Ik ben het, doe open.
Ik zoek in jou geen toevlucht voor altijd.
Ik ben niet ongelukkig.
Ik heb zelf ook een huis.
Mijn wereld is een terugkeer waard.
Ik kom en ga met lege handen.
En als bewijs dat ik hier werkelijk was,
kan ik slechts beschikken over woorden die niemand zal geloven.’

‘Je komt er niet in,’ zegt de steen.
‘Je mist het zintuig van de deelname.
En er is niets wat dat vervangen kan.
Zelfs een tot alziendheid aangescherpte blik
baat je niets zonder het zintuig van de deelname.
Je komt er niet in, hebt er nauwelijks een idee van,
bezit nauwelijks zijn kiem, de verbeelding.’

Ik klop op de deur van de steen.
‘Ik ben het, doe open.
Ik kan niet tweeduizend eeuwen wachten
voor ik in jouw huis mag komen.’

‘Als je mij niet gelooft,’ zegt de steen,
‘vraag dan het blad, je zult hetzelfde horen.
Vraag het de waterdruppel, zijn antwoord luidt net zo.
Vraag het tenslotte een haar op je eigen hoofd.
Een lach zwelt in me aan, een reusachtige lach,
maar ik weet niet hoe ik hem moet lachen.’

Ik klop op de deur van de steen.
‘Ik ben het, doe open.’

‘Ik heb geen deur,’ zegt de steen.