donderdag 22 februari 2024

Dichtersbankjes | Willemijn Kranendonk

 Foto: Bert Bevers | Hovenierstraat, Antwerpen

Uit de collectie Bevers (keuze dichter en gedicht) voorraad Mannen van BeversWillemijn Kranendonk 👉

Middelpunt van Nederland

 

Het midden is

een begrip zonder officiële definitie.

 

In het geografische hart zijn:

cortenstalen ringen,

drie grote keien,

lichamen:

witte buiken, zwarte buiken, roze;

opengereten. 

 

Oorschelpen worden tegen de zandgrond

gelegd, wortels van verderop staande bomen,

schimmeldraden

voelen de stenen op zich, weten de lichamen.

 

Wij geven terug wat we ontnomen hebben,

er blijft een kunstheup achter,

een paar gouden tanden.

 

  

Willemijn Kranendonk

Zwemlessen voor later, Uitgeverij Vrijdag, Antwerpen, 2020

 

 Meer Dichtersbankjes daar 👉 


donderdag 1 februari 2024

Dichtersbankjes | Albert Bontridder

Foto: Bert Bevers | Provinciehuis,  Antwerpen

Uit de collectie Bevers (keuze dichter en gedicht) voorraad Mannen van Bevers: Albert Bontridder 👉

Blauw

 

Het is het watermerk in het papier

waarop het gedicht geschreven wordt,

of ook de overeenkomst,

de schuldbekentenis,

het testament,

voor akkoord ondertekend,

verzegeld,

om beslissingen,

bilaterale schikkingen,

verplichtingen en geloften,

verzameld in zwaar leren banden,

in geval van betwisting

te bewaren.

 

Het watermerk wordt nauwelijks

in beschouwing genomen

voor de kwaliteit van het papier,

niet voor de betrouwbaarheid

van de verbintenis,

de doelmatigheid van het gedicht.

 

Het verwijs naar een tussen,

een vermoedelijk bestel,

een pluim van rook,

een schakering

van het blauw van de vulkaan

op het blauw van de lucht,

een afstand

tussen vergankelijkheden.

 

 

Albert Bontridder

De tuinen van Naxos, Druksel, Gent, 2004

Dichtersbankjes | Gerrit Achterberg

  

Foto: Ron Scherpenisse: Wemeldinge, Zeeland

Uit de collectie Mellendijk (keuze dichter en gedicht) voorraad Ron ScherpenisseGerrit Achterberg 👉

Watersnood
Beelden van Zadkine stonden moeders daar
babies boven de springvloed uit te beuren.
Zonen zagen hun vaders medesleuren;
wat wordt een ouder in je handen zwaar;
de schuren van de boerderijen scheuren.
Ratten en mensen klommen door elkaar.
Een kind zat om haar dode pop te zeuren
en was het ogenbliklijk zelf nog maar.
Het water steeg tegen het vee omhoog.
De koppen groeiden van geluid en dood.
Het wurgde zich; de balg ondersteboven.
Kippen vlogen als sneeuw de golven over.
Padvinders vonden later, vals en droog,
katten in bomen; een portret, een brood.

(uit: Verzamelde gedichten, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2003 –