Kaboem, klabaats!
Een verzameling bankjes geassocieerd met een dichter op grond van materiaal, model, situatie of locatie. Soms echter verwijzend naar een plek waar de dichter zat of gezeten zou kunnen hebben. Het blog poogt de diverse voorraden te ontsluiten.
donderdag 31 december 2020
Dichtersbankje | Hans Mellendijk
maandag 21 december 2020
Dichtersbankje | Daniel Lohues
Dat is wat ik doe
Bekend terein, vrumd genog
Hoe 't rök en vuuld, hoe het lek en klinkt
Elke straote ken ik, elke bocht
Jij woont hier ver vandaan, zeggen ze elders in het land
Dan zeg ik, insgelijks, u ook, a'j 't zien van dizze kant
Ben 'k met dizze horizon verweben
Hier kom ik weg, hier stiet ons huus
En bliekbar kom ik daor altied weer terecht
Hier kom ik weg
Zunder wie 't niks is
Bekend gedrag
Vrumd genog
De wiede wereld is der wel, via draod en golven
Waormet ik vaak naor gruuner grös heb zocht
Naor de verste verten
Wul ik altied wel hen
Mar dat gevuul dreijt zich weer um
Zo gauw as ik daor ben
Hier kom ik weg, veur mien hiele leben
Ben…
maandag 14 december 2020
Dichtersbankje | Wil Eefting
maandag 7 december 2020
Dichtersbankje | Bert Bevers
Brexit blues
Voor hetere vuren hadden ze gestaan, met
geloken blikken vol mist op verre zeevaart.
Ze dachten grage menners wel te herkennen,
en hun beduimelde beloften ras te doorzien.
Nu wachten de weglopers ginds achter breed
water bang af wat komt, in hun andere uren.
Bert Bevers
gedicht
Brexit blues
(ongepubliceerd)
• fleursdumal.nl magazine
maandag 30 november 2020
Dichtersbankje | Berendy Gähler.
er werd niet gepraat, er werd gezwegen
een echtpaar, die vader kende van de veemarkt,
later ‘oom Jan’ en ‘tante Lien’ geheten
had bij aankomst niet zoveel mensen verwacht
Wanneer je in stilte een rol moest spelen
was je als jonge meid op de fiets, doordrongen
van het nut van zwijgen, maar niet van de ernst
als je jong bent vrees je deze angsten niet
De geheime post ingeklemd tussen borst en kleren
briefjes in aardappelen, een nieuwe spijker op de balk
luchten in de middag, vluchten in de nacht
deze oorlog zou nemen, nemen en dapper leren
dat ook na de bevrijding de tijd niet wacht
© Berendy Gähler
© www.gemeentedichteremmen.nl
Geschreven voor het project Streekgenoten: Stad, Streek en Trouw. Herinneringen van ooggetuigen uit Veenkoloniaal Groningen en Drenthe aan de Tweede Wereldoorlog.
maandag 23 november 2020
Dichtersbankje | Hans Mellendijk
Emmer-Compascuum, herfst 1958 | Maarsbergen, lente 2005
Mijn vaders Volkswagen verdwaald
op een zandweggetje reed.
Zoekende langs lange vaarten
op weg naar geborgener oord.
Fantasieën in kattenbak
beelden van draaiend koord
scharen, asfalt verslindende
schaven, schrapers en ander
landbouwwerkkundig tuig.
Verkruimelde zandtaarten.
Dan jaren verder als ik
in de achteruitkijkspiegel
mijn zoon zie spelen op de achterbank.
Een magnetisch spel
van aantrekken en afstoten
in slechts één enkele tel
voltooid met een alles
verwoestende vuistslag.
Staafjes en balletjes
tandwielen vliegen van de hoedenplank.
En behalve het feit
dat ik mezelf in de tijd
weerspiegeld zie, zie ik
de vierde wet van Newton
in werking.
De genen tomeloos in toom.
De appel valt niet ver van de boom.
maandag 16 november 2020
Dichtersbankje | Hanz Mirck
Uit de collectie Mellendijk (keuze dichter en gedicht) voorraad Albert Hagenaars: Hanz Mirck⇲
Veluws eiland
Het verschil tussen dwalen en verdwalen is de verte
van huis – de bocht die je verleidt een nieuwe
bocht in; de tijd is hier anders, niet trager
maar in een vriendelijker licht
en het licht is hier
waar niet alles knippert en schreeuwt
geduldiger: zoals jij nietsvermoedend
in dit gedicht bent gelopen;
een bocht na een bocht, na een strand weer
een ander strand, een groene zee,
een geheim eiland
in de achtertuin van je haast,
waar je verdwaalt niet om de bestemming
maar om de bocht
Hanz Mirck
Uit het dagboek van Albert Hagenaars:
Zondag 4 oktober 2020
Het was nog steeds slettenweer maar het nieuwsbericht kondigde betere tijden aan. We hadden prima geslapen en deden alles in slow motion. We peuzelden het van huis meegebrachte ontbijt in de kamer op en hadden zin om op pad te gaan.
Op het programma stond allereerst een sightseeingtour door De Parken, een beschermd stadsgezicht pal ten noorden van de straten tot waar we gisteren tijdens de wandeling waren gekomen. De Parken was voor mij de belangrijkste reden om Apeldoorn te bezoeken.
Het was overal erg stil, wat ons opnieuw de gelegenheid gaf stapvoets te rijden. De regen kletterde telkens op het dak van de auto maar dat maakte niet uit, we konden alles toch goed zien in de residentiële wijk die, zoals de naam al aangeeft, in het groen baadt en ons aan de villabuurten van Brasschaat deed denken. Apeldoorn maakt hier haar imago waar.
We stapten alleen uit bij een fraaie oude bank die ik voor Hans wilde vastleggen. Er was een portret op bevestigd maar dat hoorde niet, natuurlijk niet, bij een dichter zoals m’n lieverd hoopte maar bij M. van Wijhe, oud-wethouder van de stad en oud-directeur van een stichting Hoenderloo. Later leerde ik dat dit een instelling voor jeugdzorg en onderwijs betreft en dat verklaarde de uitgehouwen tekst in letters die het goed zouden doen op Gemengde Berichten: Van zijne jongens en vrienden.
Het medaillon is gemaakt door de van oorsprong Oost-Souburgse kunstenaar Pieter Puype (1874-1942). Z’n belangrijkste werken zijn daarom te vinden in Zeeland (o.a. de buste van Van Dale in Sluis) en hier (o.a. een buste van koning Willem I op het Raadhuisplein, had ik al gezien, en portretplaquettes met Willem III en Emma op de sinds de aanslag bekender geworden Naald).
We reden kriskras rond maar ik probeerde wel steeds grotere kringen te maken. We belandden daardoor in buurten met kleine, maar al een stuk minder aardige villa’s en opvallend veel witte huizen met puntgevels, waar de middenstand ooit woonde, en deels misschien nog steeds. Op deze natte zondagochtend deden ze door hun eenvormigheid treurig aan.
Aanvullende informatie:
maandag 9 november 2020
Dichtersbankje | Max Greyson
Tussen vechten en vluchten ligt een kavel die Vlaanderen heet
waar men zuinig glimlacht en danst met veel sérieux
Waar men trouwt en emigreert
uit het centrum naar de rand
om in koterijen met zicht op groene bermen
de taal van het verzet te spreken
Het is geen land, het is een knot
van baksteen, lood en snelweg
aan elkaar gesmeed tot een gewest
het landoppervlak toegedekt door een grafzerk
voor een zwart verleden
dat uit haar kleigrond wil herrijzen
Met een kustlijn voor gevallen helden
Atlantik Wall van flatgebouwen
waar men lichamen in de zomer op het strand te rusten legt
veilig overhoop onderaan de dijken, zonnend met zicht op zee
het hele gezin slurpt Berlijnse bollen en raketten voor de vrede
Max Greyson (1988)
uit: Et alors (Arbeiderspers, 2019)
*Entre lutte et vol = Tussen vechten en vliegen
zondag 1 november 2020
Dichtersbankje | Poet's Bench | Louise Glück
Het grote voordeel
is geen verstand
te hebben. Gevoelens:
oh, die heb ik; zij
regeren mij. Ik heb
een Heer in de hemel
die de zon heet, en ik open
voor hem, laat hem zien
het vuur van mijn eigen hart, vuur
zoals zijn aanwezigheid.
Wat anders zou zo’n glorie kunnen zijn
dan een hart? Oh mijn vrienden en kameraden,
waren jullie ooit zoals ik, lang geleden,
voordat jullie mensen waren? Stonden jullie
jezelf toe
een keer te openen, om daarna nooit
meer open te gaan? Want in werkelijkheid
spreek ik nu
zoals jullie dat doen. Ik spreek
omdat ik ben kapot getrapt.
Louise Glück
The Red Poppy
The great thing
is not having
a mind. Feelings:
oh, I have those; they
govern me. I have
a lord in heaven
called the sun, and open
for him, showing him
the fire of my own heart, fire
like his presence.
What could such glory be
if not a heart? Oh my brothers and sisters,
were you like me once, long ago,
before you were human? Did you
permit yourselves
to open once, who would never
open again? Because in truth
I am speaking now
the way you do. I speak
because I am shattered.
Louise Glück
woensdag 28 oktober 2020
Dichtersbankje | Hans Mellendijk
zaterdag 24 oktober 2020
Dichtersbankje | á¾°̓νώνῠμος | anoonumos
zaterdag 10 oktober 2020
Dichtersbankje | Helma Snelooper
maandag 28 september 2020
Dichtersbankje | Simon Vestdijk
zie ook 11 fountains \ fontein De Vleermuis⇲
Uit de collectie Mellendijk (keuze dichter en gedicht) voorraad Mannen van Bevers: Simon Vestdijk⇲
Vleermuis
Ik ben heel zwart, ik ben de bange held
Van zoveel mugdoorgonsde schemeruren.
Maar overdag dan hang ik aan de schuren,
Lijkbleek, in al mijn lijkkleren gespeld.
Lang slaap ik zo, tegen de kilste muren,
de kop omlaag, de tenen kromgekneld;
Door alles, zelfs door het bazuingeweld
Van 't laatste oordeel zal mijn slaap heenduren.
Toch, 's avonds weer, met klapperde huid,
dans ik de kringen van een duivelbanner,
ik dans de polka en de wals van Lanner,
Inktvlekken dans ik, heel een schoolschrift uit,-
En alles onder 't treurige gepiep
Dat hij verstaat die kleumend naast mij sliep.
Simon Vestdijk
donderdag 24 september 2020
Dichtersbankje | Mick Jagger | Keith Richards
donderdag 17 september 2020
Dichtersbankje | Al Galidi
Foto: © Peter Bevers | Voorhaven, Harlingen
Uit de collectie Mellendijk (keuze dichter en gedicht) voorraad Mannen van Bevers: Al Galidi⇲
Wandeling door Harlingen
Zonder hondzonder kat
zonder fiets
loop ik alleen naar zee.
Ik groet een oude man
en zijn hond antwoordt: ‘Hij is doof’.
Ik loop door
en groet een hond.
Zijn baas antwoordt:
‘Hij houdt niet van vreemden.’
Ik blijf lopen en zie een fiets een vrouw leiden.
Ik ren en zie een hond die zijn baas uitlaat.
Ik wandel en zie een hond fietsen.
Ik kijk door een raam, misschien zie ik iemand,
maar ik zie alleen een kat naar me kijken
die roept: ‘Wat een wereld!’
Ik doe mijn ogen dicht en ga verder.
O, wat moeilijk om in Harlingen te wonen
zonder hond
zonder kat
zonder fiets.
Al Galidi
uit: ‘De fiets, de vrouw en de liefde’, 2002
donderdag 10 september 2020
Dichtersbankje | Toon Hermans
Uit de collectie Mellendijk (keuze dichter en gedicht) voorraad Albert Hagenaars: Toon Hermans⇲
Bomen
maandag 7 september 2020
Dichtersbankje | Gerrit Krol
Foto: © Peter Bevers | Vennenplein | Delfzijl
Delfzijl
Het spoorbiljet werd in de trein reeds afgegeven.
Hier ligt het laatste plein voorgoed,
breedvoerig om te laten gaan
ieder die schedelgevoelig langs de dakgoten
zich voortrept, het water haastig
bereiken wil, de Pieter Koertsz ziet
met de ketting aan de stadspoort,
de Bermuda, een Chileen.
Hier staat men eenzaam op de brug
in 't holst van deze morgen,
om op het eb te zien weerspiegeld
de Soda dreunend aan de overzij.
Hier komt een fietser koud voorbij.
Hier heerst een stille regen
Gerrit Krol
uit: 'Hollands Maandblad', 6 1965.
vrijdag 28 augustus 2020
Dichtersbankje | Peter John Koets
1.
Aan bakboord in aan stuurboord uit!
Weg met het nietig graan
Zo sprak de weduwe in sameet
Met paarlen overdekt gekleed
vergramd een zee-man aan.
Niet één in schatrijk Stavoren
Was zo maatloos rijk als zij
Haar schepen ploegden elke zee
en voerden van de verste ree
steeds nieuwe schatten bij
2. “Nu breng”, beval zij eens grillig trots
“Nu breng van Noordse strand
Mij edelst wat uw oog aanschouw
Geen hoge prijs die mij onthou
Ga dien mij met verstand!”
Toen had de scheepsvoogd lang gewikt
Bij het onbeslist besluit
“In' 't eind wat zou boven het graan
de glorie van het noordoosten gaan?”
Zijn weifelen had uit
3.
Hij keert, zij komt, hij toont de schat
Die proef geeft van zijn trouw
Maar zij ontkleurt in woede en waan;
“Wat scheepszij hebt gij ingelaan”?
“Aan bakboord eedle vrouw
Aan bakboord in, aan stuurboord
weg met dat kaf in zee!...
Is dat het uitverkoren deel
Mij toegedacht? ...'t Is mij teveel
Weg met dat kaf in zee
4.
Neen roept het scheepsvolk, “Neen mevrouw!
Dat wierp te zwart een blaam
Alsof gij in vermetele spot
de giften smaaddet van uw God
Voor eeuwig op uw naam!”
En trillend: “Wie betaald het goed
waarover ik beschik?
Wie ben ik? Uwe meesteres?!
Wie vraagt, wie duld uw zedeles
In zee, 'k gebied het; Ik!”
“Ach vrouwe! Een deel aan ons een deel”
Krijt's armen luiden toon
“Wie armoe bijstaat in haar nood
Wint zich voor geschonken brood,
Des Heeren gunst tot loon!”
“Des Heeren gunst.. 'k Behoef ze niet
'Ben met mijn' tevree-
En 'k deel wie mij een aalmoes vraagt
Wanneer en zo het mij behaagt
Maar nooit om gunsten meel”
6.
” Boet vrouwe!” klinkt een achtbre stem-
“Boet af die schrik-bre schuld!
Uw trotsheid raakt ten wisse val...
Weet dat de dag eens komen zal
Wanneer gij beedlen zult!”
“Ik beedlen! ....Priester als deez' ring
Die aan mijn vinger blinkt,
Weer uit de golven opgedoemd
Uw leugentaal mij waarheid roemt..
Niet eer....” 't Juweel verzinkt!
7.
En nauw verving ten tweede maal
Weer 't licht der duisternis
Daar toont bestorven als de dood
De kok haar 't fonkelend kleinood
Gevonden in een vis.
De roede trof – en zee en vuur
en rampen zonder tal
Bewezen aan de snode vrouw
Die ' Heren gunsten derven wou
Hoe hoogmoed komt ten val!
8.
Nu was in schatrijk Stavoren
Niet één zo arm als zij:
Nu smeekte zij in bittre nood
In 't snakken naar een stuksken brood
“Erbarm u over mij!
9.
Was of de vloek haars overmoed
Zich stortte op heel de stad:
Het blinkend mooie Stavoren verviel
Het wrekend zand weerde elke kiel
Die eens haar waat'ren mat.
Nog ziet men daar tot op deze dag
aan woest en eenzaam strand
Een veld van loze halmen staan-
Zij spreken van van 't verworpen graan
De vloek van 't “Vrouwenstrand”
maandag 24 augustus 2020
Dichtersbankje | Hendrik Carette
Eeuwig roersel