De tram naar Babylon
geheel vooraan: een eenzame meneer
berustend in het mopperen en snauwen
de lange zinnen weet hij in te houden
zijn aandacht is vereist voor het verkeer
voorin is het gebleven bij het oude
hier klinkt de taal van thuis en van weleer
men zegt: de tijd van toen komt nimmermeer
en klaagt over de prijzen en de koude
de taal centraal is kleurrijk of gebroken
een klankenbal, een vreemde woordenbrij
een smeltkroes op het punt van overkoken
en achterin, waar de scholieren roken
voelt men zich nagestaard en vogelvrij
dit is de plek waar wartaal wordt gesproken
Daan de Ligt
Ligtvoetig, Liverse, Dordrecht, 2006
Geen opmerkingen:
Een reactie posten