Eeuwgety van Franciscus Xaverius, Apostel van Oostindien.aant.*Nec vero Alcides tantum telluris obivit. Wat heilbron zal mijn' dorst en yver lessen, vs. 1 Nu 't Eeuwgety en Eeuwfeest van XAVEER Ons opweckt, t' zyner eer', Met rouwloof, noch bedrukte lijckcypressen, 4 Van zijnen geest, die heden vlieght naer boven, 7 Om eeuwigh Godt te loven? Het is geen tijt zijn dootbaer te geleien 10 En lichaem, dat noch myr noch balssem hoeft: Het doode lijck, dat eeuwigh sterft, beschreien: 1215 Terwijl de ziel, die groote ziel, gaet zweven Van dit in 't ander leven. De gryze helt en Godtstolck der Hebreeuwen Zagh van den bergh het lant, aen Abraham, 20 Gezworen, en belooft voor menige eeuwen, Met vrolijcke oogen aen. 17-21 Den intoght stuite, en liet de volgende erven 23 Dit over na zijn sterven. | Over het gehele werktitelsauteurs- *
- Van 1652. Afgedrukt volgens de tekst van Klioos Kraam II, 1657, blz. 85.
Het motto, ontleend aan de Aeneïs VI, 801, betekent: zelfs Herkules heeft zoveel landen niet bezocht. Vgl. voor Franciscus Xaverius Dl. 3, blz. 325. De 2de Desember 1652 was het juist een eeuw geleden dat Xaverius op reis naar China overleed.
- vs. 1
- heilbron: goddelike inspiratie; yver: vrome aandrang.
- 4
- rouwloof: de cypressentakken; bedrukte: treurige, tot droefheid stemmende.
- 7
- heden: Vondel stelt zich, bij deze herdenking, levendig het ogenblik van het afsterven voor de geest.
- 12
- lijck: lichaam; dat eeuwigh sterft: dat z.i. nooit meer verrijzen zal.
- 17-21
- De gryze helt: Mozes, die het beloofde land aanschouwde, maar het zelf niet meer zou bereiken Deuteronomium 34, 1-4.
- 23
- de volgende erven (Datief): nl. Jozua, die zijn volgelingen met moeite over de stroomende Jordaen voerde (Jozua 3, 13-17).
|
| |
25 Zoo zagh XAVEER, uit Sanciaen, de kusten 25 Van 't maghtigh Chine, en 't rijck, dat voor hem lag. Wat was 't een blijde dagh Voor onzen Helt, wiens yver noit kon rusten: Maar Christus riep hem t'huis 30 Met zijn gesleten kruis: 30 Dien arbeit had d'Almaghtige in 't verholen 31 De tweede zuil van JESUS hooftgebouwen 33 Had, lang genoegh en onverwrickt en vast, En op de wacht, met onvermoeit betrouwen, De hitte en kou verduurt; Getroost in 't end Gods aenschijn eens t'aenschouwen. 3940 Wien zou dien strijt berouwen! Weet iemant, na Sint Thomas, ons te toonen 41 Een kercktrompet, die wyder wert gehoort, 42 Daar 't licht ter zonnepoort' 43 Komt uitgereên, en al het Oosten kroonen; Die eene ronde, als dry paer wereltklooten, Bereist heeft onverdroten: 47-48 Geensins om schat, noch goude en zilvre mijnen, 50 Noch heerschappy en Alexanders staf, 50 Al roock, al wint, en kaf: Maer om door 't licht van Rome te beschijnen Den nacht van 't Heidendom, 55 Ontelbre woeste en wilde en stomme volcken Godts boeckstaef te vertolcken. 56 Dees yver dreef hem door woestijn, en baren, | - 25
- Sanciaen: het eiland aan de Chinese kust, waar Xaverius overleed. Hij aanschouwde dus ook het ‘beloofde land’ China, dat hij niet meer zou kunnen bekeren.
- 30
- Met zijn gesleten kruis: dit slaat op zijn onvermoeide kruisprediking.
- 31
- in 't verholen: krachtens goddelik raadsbesluit, dat voor de mensen verborgen bleef.
- 32
- Riccius: Mattheus Ricci (1552-1610), een geleerde Italiaanse Jezuïet, die sinds 1601 zich aan de zending in China wijdde; bevolen: toevertrouwd.
- 33
- De tweede zuil: Xaverius; de eerste was Ignatius; Jesus hooftgebouwen: de Jezuïeten-orde.
- 39
- Getroost: vertrouwende.
- 41
- na Sint Thomas: volgens de overlevering predikte de apostel Thomas het Christendom in Parthië of in Indië.
- 42
- kercktrompet: verkondiger van het evangelie.
- 43
- 't licht: de zonnegod op de zonnewagen (vandaar: uitgereên, vs. 44).
- 47-48
- De oppervlakte (ronde), die hij bereisd heeft, zou, aaneengevoegd, zo groot zijn als zesmaal de aardoppervlakte.
- 50
- Alexanders staf (scepter). Alexander de Grote, koning van Macedonië, de grote veroveraar, die zijn rijk Oostwaarts over Azië tot de Indus uitbreidde.
- 56
- Godts boeckstaef: de Heilige Schrift.
|
| |
En schipbreuck, heene in vast en driftigh lant. 5860 Vergift noch schicht noch lagen van Barbaren, 60 In 't kruisbadt wascht elf hondertduizent zielen, 63 Die voor het Kruislam knielen. 6465 Japon voor al den Bouwheer heeft te dancken, 65 Die zegenrijck den afgront leit aen bant, 66 Den rechten wijnstock plant, 67 En zoo veel velts beslaet met eedle rancken, 6870 Begrimt van helschen nijt. 70 Hoe woelt het daer, in 't leggen van Godts drempels! 71 Wat wijdt zijn handt al tempels! Al trapt de hel daer kerck by kerck tot mortel, 73 En gruis en puin, en schuimbeckt jaren lang, Ja schijnt den boom van 't Kruis met tack en wortel Daer die in 't bloejen stont; De hemel weet zijn uren en zijn tijden, 80 En eb en vloet van 't lijden. 80 Wat noot is 't of het bloet en tranen regent, By vlagen niet, maer jaren achter een, En smilt een hart van steen: 83 Noit eilant was met martelbloet gezegent, 84 Daer schijnt de martelzon 86 Ons starren doof, en alle martelschriften, 87 En gloejendige driften. 88 Ay, Goa, slaep, ay slaep, gerust en veiligh, 89 | - 58
- driftigh lant: land midden in zee, eiland.
- 60
- Vergift noch schicht: geen giftige pijl; lagen: hinderlagen.
- 63
- In 't kruisbadt wascht: de doop toedient.
- 65
- Japon: oude naam voor Japan.
- 66
- den afgront: de helse machten, de duivels.
- 67
- Den rechten wijnstock: beeld voor Christus (Joh. 15, 1: ‘Ik ben de ware wijnstok’).
- 68
- beslaet: bezet, beplant.
- 70
- van: door; nl. door de duivel, die hem deze buit niet gunt (vgl. vs. 72-75).
- 71
- Godts drempels: (grondslagen voor) kerken. Ook vroeger door Vondel gebruikt, voor het Vergiliaanse: deorum limina (Ned. Wdb. III, 3285).
- 73
- mortel: gruis, puin. Achter de vijandige houding van de bevolking ziet Vondel dus de macht van de duivel.
- 80
- God doet het lijden wisselen met verblijden.
- 83
- Te verbinden met: Wat noot is 't of (81).
- 84
- Geen eiland genoot de zegen, zoveel martelaren te aanschouwen.
- 86
- de martelzon: de glans, de roem van het martelaarschap.
- 87
- Ons starren: de martelaren van ons werelddeel, die moeten onderdoen (overstraald worden) voor de Japanse; martelschriften: de geschriften, waarin de levens van de martelaren beschreven zijn.
- 88
- gloejendige driften: vurige geloofsijver; gloejendig voor gloeiend (vgl. levendig) is in Vondels taal, en nog in het Brabants, gewoon (Ned. Wdb. V, 141, en Antw. Idiot).
- 89
- Goa: te Goa, op de Westkust van Voor-Indië, ligt Xaverius begraven en worden zijn relikwieën vereerd.
|
| |
90 Op dit geluck, dat u te lote viel,90 Na'et scheiden van de ziel, Het heiligh lijk van zulck een' grooten Heiligh t'Omhelzen in uw' schoot; Een toevlught in der noot; 95 Naerdien 't gebeent van een' Profeet oock 't leven95 Den dooden heeft gegeven. FRANCISCUS, nu in 't licht van zijn herboorte,97 Den afgodt eer door wonderdaên verwon,98 100 Dewijl hy droegh den sleutel van de poorte Vergeten u, die nu met heele scharen Hem lof zingt voor d'altaren. 105 Die Navarrois, een eer van Pampelone,105 Zijn Adelijk en overout geslaght Om d'arme Kribbe en armoe van Godts Zone, Versmilt zijn' wil in Godt,109 110 Zijn hoogste en eenigh lot: Waer 's hemels wil hem roepen wil en leiden, Zijn wil is onverscheiden.112 Maer van wat kant zal ick dees zucht ontginnen,113 Die nacht en dagh, langs 't ongebaent en steil, 115 De Mooren brengt tot heil, En onverzaet hun zielen zoeckt te winnen: Dat is zijn hartejaght,117 Hier spant hy al zijn kracht En netten uit, en slaeckt zijn hazewinden,119 120 Uit lust tot zulke hinden.120 De Grieck magh Circe en toverdranck verzieren:121 | TEKSTKRITIEK: vs. 97 heeft in deze uitgave heerboorte; evenzo in vs. 127 heerbouwt, vormen die in Vondels taal niet voorkomen, en dus voor rekening komen van de drukker van deze verzameling.
- 90
- te lote: door het lot ten deel.
- 95
- 't gebeent van een' Profeet: nl. van Elisa: een lijk dat in zijn graf geworpen, met zijn gebeente in aanraking kwam, herleefde (2 Kon. 13, 21).
- 97
- herboorte: wedergeboorte, nl. tot het eeuwig leven.
- 98
- eer: eertijds; door wonderdaên: door wonderen te verrichten.
- 100-101
- Omdat hij over dood en leven beschikken kon.
- 105
- Die Navarrois: als inwoner van Navarra, een Spaanse provincie, met Pampelone als hoofdstad; in de nabijheid lag het slot Xaveer, waar Franciscus geboren was.
- 109
- Laat zijn wil geheel opgaan in Gods wil.
- 112
- onverscheiden: niet verschillend van 's hemels wil (Ned. Wdb. X, 2128).
- 113
- dees zucht ontginnen: beginnen met de lof van dit vurig streven.
- 117
- hartejaght: woordspeling van hart = hert (vgl. hinden in vs. 120) en hart.
- 119
- slaeckt: laat los; tot de jacht.
- 120
- lust tot: begeerte om te vangen.
- 121
- Circe: de toveres uit de Odyssee, die mensen in dieren veranderde; Xaverius doet juist het omgekeerde; verzieren: verzinnen, d.w.z. door dichterverbeelding scheppen.
|
| |
Hier spreeckt een tong, die wolf en beer en zwijn Verandert, niet in schijn,123 Maer reden schept in redenlooze dieren.124 125 Hier hoort men Orfeus stem. Amfions lier herbouwt hier veste aen veste,127 In 't Indiaensch geweste. Mijn keel wort heesch: mijn zang bezwijkt in 't midden, 130 En ziet geen eint van hongersnoot en dorst,130 En last, op reis getorst; Van hairekleet, en koorde, en endloos bidden, En waecken, tart natuur,133 En 't zuigen van quetzuur134 135 En ettrigh bloet der smettelijcke krancken. Hy rieckt de roos uit stancken.136 Ghy worstelaer en kampioen, die heden137 Het harrenas hebt afgeleit om hoogh, 140 Van Godts gewelf uw kinders hier beneden Met smarte worstlen ziet, Behaeght u dat uw voorbeelde ons bevrijde, Zoo kroon uw Eeuwgetijde.144 |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten