Foto: © Bert Bevers | Oude Pastorie | Kampenhout
Uit de collectie Mellendijk (keuze dichter en gedicht): Prosper Van Langendonck
Langs zomervelden wil ik zwerven,
waar hemelreine liedren zingen,
die tot den grond des harten dringen,
langs zomervelden, waar het koren
goudglanzig deint in wijde golven,
vol kollen, in die zee verloren,
roodlachend nu, dan weer bedolven.
Langs zomervelden wil ik zwerven,
oneindig breed als oceanen,
waar nooit de blauwe sferen tanen.
geen woud begrenst de verre kimmen;
waar, boven ‘t werelds kleine en boze,
zie1, in ‘t warme licht aan ‘t klimmen,
gans wegsmelt in het eindeloze.
Langs zomervelden wil ik zwerven,
waar, uit den hogen, ‘t heimvol duister,
doorzilverd van de starrenluister,
neerzinkt als dauwvocht zoet- en lavend;
waar starren liefdevonken wekken,
en, in den weeldevollen avond,
onze armen zich ten hemel strekken.
waar hemelreine liedren zingen,
die tot den grond des harten dringen,
langs zomervelden, waar het koren
goudglanzig deint in wijde golven,
vol kollen, in die zee verloren,
roodlachend nu, dan weer bedolven.
Langs zomervelden wil ik zwerven,
oneindig breed als oceanen,
waar nooit de blauwe sferen tanen.
geen woud begrenst de verre kimmen;
waar, boven ‘t werelds kleine en boze,
zie1, in ‘t warme licht aan ‘t klimmen,
gans wegsmelt in het eindeloze.
Langs zomervelden wil ik zwerven,
waar, uit den hogen, ‘t heimvol duister,
doorzilverd van de starrenluister,
neerzinkt als dauwvocht zoet- en lavend;
waar starren liefdevonken wekken,
en, in den weeldevollen avond,
onze armen zich ten hemel strekken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten